Samenvatting
Doel
Aanpak
Resultaat
Leerpatronen
Twee jaar na de beëindiging van de bloedige burgeroorlog in 1992 in El Salvador, startte in zes gemeenten een door Nederland gefinancierd gezondheidsprogramma. Het was een zogenaamd multi-bi project, dat werd uitgevoerd door de Pan American Health Organisation (PAHO). Het programma had twee doelen: -wederopbouw van de door de oorlog sterk aangetaste gezondheidsinfrastructuur; -verbetering van de gezondheidssituatie via de participatieve Primary Health Care (PHC) benadering. Het programma beoogde ook bij te dragen aan het proces van wederopbouw en verzoening. De oorlog had El Salvador sterk gepolariseerd achtergelaten. Vanuit het idee dat gezondheid een politiek neutraal terrein was, wilden we via PHC samenwerking tussen overheid en maatschappelijke organisaties bevorderen.
In ons PHC-programma was veel aandacht voor planning van onderaf, voor organisatie en participatie van gemeenschappen en voor intersectorale samenwerking. Dat paste bovendien naadloos in het formele beleid van het Salvadoraanse ministerie van Gezondheid. Ikzelf was verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie, en daarmee ook voor het opzetten van een baseline onderzoek over de startsituatie in de gemeenten. Daarvoor hadden we bewust de uitvoerder met verreweg de minste ervaring gecontracteerd: de Universiteit van El Salvador. Zo wilden we de Universiteit – die de opleiding van het leeuwendeel van de Salvadoraanse gezondheidswerkers verzorgde – betrekken bij ons programma en bij het PHC-concept, en tegelijk haar onderzoekscapaciteit versterken. Mijn contactpersoon was de – zeer betrokken en gemotiveerde – decaan van de medische faculteit.
Tot 1996 verliep het programma voorspoedig. Maar bij de gemeenteraadsverkiezingen verloor de rechtse partij van de minister van Gezondheid in vier van ‘onze’ zes gemeenten van de linkse oppositie. De minister bleek verantwoordelijk voor de politieke campagne van zijn partij in die gemeenten en zocht een zondebok. Dat werd ons projectteam. Wij zouden communistische propaganda hebben gevoerd. En we zouden ook nog de overhead van het programmabudget in eigen zak hebben gestoken. Onterecht natuurlijk, want afspraken over de overhead zijn standaard onderdeel van contracten met multilaterale organisaties als de PAHO. Het resultaat: ontslag van ons team op staande voet en afbouw van het project (het stopte in 1997). Ikzelf vertrok in 1998 om als themadeskundige gezondheid te gaan werken voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. In 2009 werden de verkiezingen in El Salvador – voor het eerst – gewonnen door de linkse partijen. Een politieke wisseling van de wacht aan de top van de overheid was het gevolg. En in 2010 was ik voor het eerst sinds mijn vertrek in 1998 weer terug in El Salvador. Als Aids-ambassadeur leidde ik een missie van het UNAIDS-bestuur. Bij mijn eerste vergadering op het Ministerie van Gezondheid ontmoette ik tot mijn grote verrassing de oude decaan van de medische faculteit. Hij bleek benoemd tot vice-minister verantwoordelijk voor het sectorbeleid. Hij vertelde me dat ‘ons’ PHC-programma een belangrijke inspiratiebron was geweest voor het nieuwe sectorbeleid. De nieuwe minister (destijds rector van de universiteit) had intersectorale samenwerking zelfs op nationaal niveau ingevoerd.
In 1992 werd er in El Salvador in zes gemeenten een door Nederland gefinancierd gezondheidsprogramma georganiseerd met als doel om wederopbouw van de door de oorlog sterk aangetaste gezondheidsinfrastructuur te stimuleren en de gezondheidssituatie te verbeteren. Tot 1996 verliep het programma voorspoedig, maar door problemen in de politiek werd het project stopgezet.
Reacties (0)